Geschiedenis
Het Oudwijckhofje werd opgericht in 1872 door de Vereeniging tot hulp van Protestantsche Weduwen. Deze Vereniging liet in 1873 woningen bouwen op een terrein aan de – toen nog – Oudwijkerveldsteeg, achter de Maliebaan.
De naam gaf aan dat de Vereniging tot doel had huisvesting te bieden aan weduwen ‘van de protestantse godsdienst’. In de negentiende eeuw zag de overheid het nog niet als haar taak om huisvesting te regelen voor groepen die zichzelf moeizaam konden redden in de samenleving.
Deze groepen, zoals bijvoorbeeld weduwen waren dan ook aangewezen op liefdadige instellingen, vaak verbonden aan een kerkelijk genootschap.
In de gevel van nummer 26 bevindt zich nog een gevelsteen die verwijst naar de oospronkelijke bestemming van het hofje. “Woningen der Vereeniging tot hulp van Protestantse Weduwen.
Gebouwd in 1873. Laat ze den Heere de eere geven (Jes. 42:12a). “
Het Oudwijckhofje
Architect P.N. Broers ontwierp voor de Vereeniging in totaal 23 woningen gesitueerd in een hofje.
De woningen waren bescheiden van formaat met een woonkamer en een zolder. Water kwam uit de pomp, slapen deed men in een bedstede en de huisjes deelden gezamenlijke droogclosetten (‘poepdoos’).
Er waren strenge regels voor de huurders. Men moest weduwe zijn, het liefst van middelbare leeftijd, lid van de Nederlands Hervormde Gemeente, met ten hoogste drie kinderen en de vrouwen moesten netjes en fatsoenlijk zijn.
In 1936 werden twee rijtjes met in totaal 10 woningen aan het hofje toegevoegd, waaronder een opzichterswoning. De opzet van deze woningen was nagenoeg identiek aan die van de eerdere negentiende eeuwse huisjes.
In de loop der jaren zijn de huizen langzaam maar zeker gemoderniseerd en ook de regels zijn aangepast aan veranderende tijden en inzichten.
In 1998 werd de Vereniging een Stichting met nieuwe statuten. Stichting het Oudwijckhofje heeft sindsdien niet langer protestantse weduwen tot doelgroep, maar in het algemeen mensen met een bescheiden inkomen.
Het hofje is sinds 2001 een rijksmonument.